Samenwerking die is gelukt
We, dat wil zeggen dr. Yvonne La Grouw en ik, waren een tijd terug betrokken bij een project rond integrale ouderenzorg in een grote stad in Nederland. Het ging om samenwerking tussen huisartsen en allerlei andere partijen in het zorgveld, zoals wijkverpleegkundigen, mensen van de gemeente in verband met de WMO, etc. De huisartsen namen aanvankelijk alleen hun eigen zorgen serieus. Ze zeiden: “We willen een hogere toelage, want dit is meer werk.”
Op zichzelf is dat een begrijpelijke positie, want huisartsen hébben het ook heel erg druk. Maar de actor die de hogere toelage moet verstrekken heeft zelf ook zorgen. Dat is in dit geval de zorgverzekeraar. Die zei: “We geven die hogere toelage niet, want die verdwijnt in een bodemloze put.” Ook die positie is begrijpelijk. Als je meer geld geeft aan een overbelaste huisarts, krijg je niet meer zorg. Zoals we bij ons op de universiteit zeggen: een zak geld geeft geen college. Dat geldt ook voor de zorgsector: een zak geld ziet geen patiënten.
Oplossing
We hebben in dat project gewerkt als “vertaler” van de zorgen van de huisarts in de taal van de zorgverzekeraar; en andersom hebben we gewerkt als de vertaler van de zorgen van de zorgverzekeraar in de taal van de huisarts. De zorgverzekeraar wilde weten of de zak geld ook zou leiden tot betere zorg voor kwetsbare ouderen. De huisarts had meer tijd nodig om voor de patiënten te kunnen zorgen.
De oplossing zat hem precies in die vertaling. Huisartsen en zorgverzekeraar spraken af dat de huisartsen zich zouden poolen in groepen van vijf en dat ze samen een POH (praktijkondersteuner van de huisarts) zouden krijgen. Zo kreeg de huisarts meer tijd, namelijk elke huisarts kreeg een dag in de week een POH erbij. En zo wist de zorgverzekeraar zeker dat meer geld ook meer zorg was, want dat was diezelfde POH die er speciaal voor de kwetsbare ouderen in de praktijk was.
Samenwerking die is mislukt
We, dat wil zeggen dr. Sarah van Duijn en ik, waren ook betrokken bij een samenwerking die niet is gelukt. Dat ging om een informatieplatform dat erop was gericht om de samenwerking tussen ziekenhuis en voorliggend veld te versterken, een virtual ward, of virtuele verpleegafdeling. De projectorganisatie had een aantal platforms ingericht en daarop patiënten geïncludeerd. De gedachte was dat alle betrokkenen bij de zorg voor een patiënt de zorg-informatie over die patiënt in het systeem zouden stoppen. Als de zorgverleners elkaar wederzijds informeren, zo was de gedachte, verbetert de afstemming over de patiënt.
Hier zijn de zorgen van de zorgverleners te weinig serieus genomen. Alle zorgverleners in dit systeem hadden al ontzettend veel moeite om de eigen taakuitvoering op orde te krijgen. Ze zagen (1) het invoeren van hun zorg-informatie als dubbel werk en ze zagen (2) juist niet meteen dat ze hierdoor ook meer invloed kregen op het werk van andere zorgverleners. Zo werd het informatiesysteem (1) extra werk, maar (2) zonder duidelijke opbrengst. We suggereerden over dit project dat het belangrijk is om de informatie-uitwisseling in evenwicht te brengen met de feitelijke afstemming van het werk (dat is kort samengevat, maar zie dit artikel voor een uitgebreidere toelichting).
Conclusie
Als conclusie kunnen we zeggen dat samenwerken niet een abstracte bezigheid is, maar dat het daarbij gaat om het afstemmen van de ene, concrete actor met zijn of haar diep doorleefde opvattingen, perspectieven, ideeën en belangen en de andere, concrete actor, ook met zijn of haar diep doorleefde opvattingen, perspectieven, ideeën en belangen.
Over de auteur: Duco Bannink is universitair hoofddocent Bestuurskunde aan de VU en hij houdt zich daar bezig met de “bestuurskunde van samenwerking,” vooral in het sociaal en medisch domein.