Die enorme (sub-) specialisaties komt de ontwikkeling van kennis zeer ten goede en voor enkelvoudige kortdurende zorgvragen , zoals een botbreuk, heeft dat voordelen. Maar wanneer een vraagstuk voor mensen iets complexer of langduriger is, zijn er toch veel nadelen. En voor veel mensen geldt dat het om meer dan een ingreep of aandoening of voorziening gaat. De mens blijkt dan namelijk moeilijk op te delen in partjes aandoening. Een mens is meer dan zijn aandoening, meer dan blind, of hartpatiënt of dement of ADHD-er of….
Het gaat om een mensenleven. De huidige pandemie maakt dat pijnlijk duidelijk.
Alleen al de samenhang binnen de zorg en binnen de financiering is vaak niet te doen en dan komt de rest van het leven nog: psychosociale aspecten, inkomen, wonen, onderwijs en arbeid. Verschuiving van psychosociale vraagstukken naar het zorgdomein is niet alleen onnodig duur, het is vooral ook ineffectief.
Voor een uitgebreide analyse van de zorg en verdere aanbevelingen verwijzen wij naar ‘Visies op Zorg ‘ van Jo Caris en Theo Poiesz.
Vanuit het sociaal domein van gemeenten kan de scope naar heel de mens in zijn eigen sociale omgeving gemaakt worden. Dat is de grote kracht die van de WMO uit kan gaan. In Nederland wordt het accent steeds meer gelegd op de begeleiding, ondersteuning en verzorging van kwetsbare mensen of mensen met een aandoening of beperking in hun eigen omgeving, alsmede de steun aan mantelzorgers (zoals respijtzorg). Dat is om meerdere redenen een terechte ontwikkeling, zeker ook vanuit de integrale kijk op mensen. De Raad voor de Volksgezondheid komt in haar rapport “Wissels omzetten voor een Veerkrachtige Samenleving”, tot vergelijkbare aanbevelingen.
Een van de gevolgen daarvan is de kostenstijging voor de gemeenten (de WMO). Eventuele besparingen komen ten goede van anderen, zoals de zorgkantoren die de WLZ uitvoeren. Een herschikking van middelen tussen de financieringskaders zou voor de hand liggen. Het gaat echter om drie gescheiden financierings- en regelkaders (WLZ, ZVW, WMO). Bovendien zijn de WLZ en de ZVW zorggericht en niet op de andere facetten van het sociale domein.
De oplopende tekorten bij veel gemeenten (zoals) bij de jeugdzorg leiden tot een druk op tarieven. Alle aanbieders die aan een kwaliteitsnorm voldoen, worden toegelaten in de hoop dat onderlinge concurrentie kosten reduceert. Het leidt tot het kwijtraken van de grip op het aanbod en de geboden hulp. Lagere tarieven leiden tot verschraling van het aanbod, tot het verwaarlozen van noodzakelijke innovatie en kwaliteitsverbetering en tot een langere looptijd van de zorg (zie rapport AEF). Het is de negatieve neerwaartse spiraal die de kwaliteit verlaagt en per saldo geen besparing oplevert. Het moet uit de lengte of uit de breedte.
Een spiraal naar boven waarbij kwaliteiten verhoogd worden en innovatie versterkt wordt, leidt op den duur tot betere zorg. Bij kwaliteiten gaat het dan vooral om behandelexpertise, klantgerichtheid, zorgvuldigheid, bejegening en efficiëntie.
Een tweede handicap is de dominantie van de gezondheidszorg, ook in dit domein. Het volume, het maatschappelijke aanzien en de omvangrijke organisatie en met name ook bereikbaarheid maken de gezondheidszorg altijd meer plaats krijgt dan andere facetten. Ook cliënten geven vaak de voorkeur aan het medische domein boven het sociale. De medische invalshoek bij de diagnostiek en de behandeling leidt tot overname van het probleem door instellingen en het negeren van redzaamheid en van sociale steun. En ook dat leidt weer tot hogere kosten.
Het is zeker om die redenen belangrijk dat de Adviesraden Sociaal Domein gemeenten dringend adviseren over integrale benaderingen en om niet te bezuinigen op WMO-taken van aanbieders maar om kwaliteit en innovatie te stimuleren. En tegelijkertijd de medische invalshoek een plaats te geven in het totale bereik van.
Bezuinigen op WMO kan door:
1. het aanbieden van een kleiner pakket en/of
2. de toegang te beperken en/of
3. hogere kwaliteiten van zorg en hulp. Het is aan gemeenten (VNG) om in relatie tot WLZ (en ZVW) tot andere budgetten en budgetverdelingen te komen.
Het vergroten van het aantal aanbieders (open house) en het laten oplopen van de het aantal doorverwezen cliënten leiden niet tot lagere kosten. Het leidt tot onoverzichtelijkheid van het veld van aanbieders en vragers en tot wildgroei.
Vanuit het oogpunt van effectiviteit en efficiëntie is het aan te bevelen om goed zicht te houden op de vraag, op het aanbod en op het traject van zorg en hulp. Een langdurige relatie met goede aanbieders is daarvoor een voorwaarde. Dat veronderstelt dan ook continuïteit bij uitvoerende verwijzers en ambtenaren.
Adviesraden kunnen hun gemeente, in casu de wethouder indringend adviseren om
- zorgvuldig in te kopen met oog voor kwaliteiten en kosten.
- de zorg na de inkoop te volgen of te laten volgen aan de hand van kengetallen.
- de diagnostiek te laten verrichten vanuit een brede expertise, zoals goed gekwalificeerde wijkteams en niet (alleen) te varen op de (poh van de) huisarts.
- deskundigheid en continuïteit bij ambtenaren te bevorderen.
Als deze aanbevelingen meer gaan kosten dan leveren ze zeker kwaliteit op en hoogstwaarschijnlijk worden de kosten terugverdiend. Een meer zorgvuldige en brede diagnostiek en verwijzing, waarbij niet alleen de medische invalshoek wordt meegenomen maar vooral de sociale, kunnen onnodige en onnodig dure zorg terugdringen. Betere zorg en ondersteuning leiden tot betere resultaten en zijn op termijn goedkoper.
Over de auteur: Jo Caris is lid van de adviesraad sociaal domein Oisterwijk en auteur Visies op zorg.
Referenties:
Bussemaker, J., Kremer, J. Vissers, M.,Hanifer, M., Willemsen, Christinne. (2021). Wissels omzetten voor een veerkrachtige samenleving. Den Haag: Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving
Caris, J. & Poiesz, T. (2020) Visies op Zorg. Amsterdam: SWP
g.j.caris@outlook.com