Vereniging van adviesraden die de lokale overheid adviseren vanuit het inwonersperspectief

Niet hoog-opgeleid, niet zelfredzaam, niet gezond?

Beleid gericht op het verbeteren van de volksgezondheid gaat steeds meer over het versterken van zelfredzaamheid van burgers. Meer zelfredzaamheid ontstaat ogenschijnlijk door het vergroten van persoonlijke kennis en vaardigheden die leiden tot gezond gedrag en bewuste keuzes rondom zorg. In de psychologie bestaan al decennialang indicatoren waarmee je zelfredzaamheid kunt meten: bijvoorbeeld het vermogen om gericht persoonlijke doelen na te streven én te verwezenlijken (‘self-efficacy’), gezondheidsvaardigheden (‘health literacy’) en het gevoel zelf regie over het leven te hebben (mastery). Zulke eigenschappen hangen inderdaad samen met een goede gezondheid. Maar juíst die samenhang maakt het toenemende beroep op zelfredzaamheid problematisch voor sociaaleconomische gezondheidsverschillen

Door Almar Kokmaandag 14 maart 2022

Gemiddeld genomen scoren groepen met een lage sociaaleconomische positie namelijk lager op al die eigenschappen. Daardoor zijn zij minder toegerust om te floreren in een maatschappelijk systeem dat vraagt om zelfredzaamheid. Wie niet zelfredzaam is, blijft steeds verder achter. Dat blijkt ook uit onderzoek naar ongelijkheden in het ervaren van eigen regie tussen hoger- en lager opgeleiden: in de afgelopen dertig jaar zijn die ongelijkheden steeds belangrijker geworden voor het verklaren van gezondheidsverschillen tussen die bevolkingsgroepen.

Onrealistisch ideaal

Oplossingen hiervoor worden dan al snel in het individu gezocht. Als we zelfredzaamheid van individuen gericht vergroten, slaan we immers drie vliegen in één klap: meer zelfredzaamheid, betere gezondheid, kleinere gezondheidsverschillen. Dat blijkt echter niet zo te werken. Er bestaan wel enkele effectieve interventies om zelfredzaamheid te vergroten, maar deze bereiken nu juist níet mensen met een lage sociaaleconomische positie. Bovendien ervaren mensen met een lagere sociaaleconomische positie het ideaal van zelfredzaamheid als onrealistisch. In een context van financiële stress en een overdaad aan verleidingen tot ongezonde keuzes krijgt de roep om zelfredzaamheid voor hen een cynisch randje.

Laat mensen dan zelf aangeven wat goed voor ze is, zou je zeggen. Sommige burgers komen inderdaad zelf met oplossingen voor hun problemen. Maar in de praktijk valt het voor gemeenten nog niet mee om die oplossingen te faciliteren. Zo bleek in een overlegsessie tussen onderzoekers, gemeenten en burgervertegenwoordigers dat het gebruik van DigiD voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH) problematisch is; de meerderheid kan daar niet goed mee overweg. Daarom had een belangenvereniging voor mensen met NAH voorgesteld dat ze dan maar zelf naar het gemeentehuis zouden komen voor dergelijke diensten (zelfredzaam!). Maar ter plaatse bleek de drukke ruimte hen al snel te overprikkelen. Het werkte niet. In overleg met de gemeente werd uiteindelijk een speciale balie voor hen opgezet en was het probleem grotendeels opgelost. Maar dat ging niet vanzelf.

Aansluiten bij geleefde context

Steeds blijkt dat zelfredzaamheid ten diepste afhankelijk is van de sociale omgeving. De vraag moet dus vooral zijn: hoe kunnen we sociale-, organisatorische- en beleidsomgevingen creëren die mogelijkheden voor zelfredzaamheid ondersteunen en aansluiten bij de geleefde context? Het is alleen zinvol om zelfredzaamheid te verlangen op aspecten waar burgers ook daadwerkelijk verantwoordelijkheid voor kúnnen nemen. Zonder dat besef dreigt een beroep op zelfredzaamheid de gezondheidsverschillen in de samenleving verder te vergroten.

Over de auteur: Almar Kok werkt als senior-onderzoeker bij de afdelingen Epidemiology & Data Science en Psychiatrie van het Amsterdam UMC. Zijn onderzoek richt zich op mentale gezondheid en veerkracht van ouderen.