Schipbreuk
Hoewel al vrij snel duidelijk werd dat de rechtspraak grote moeite had met deze manier van werken, werd door gemeenten vol ingezet op het zogenoemde ‘resultaat gericht werken’. Het kon dus geen verrassing zijn dat de hele operatie schipbreuk leed. Dat ligt niet aan de rechters, maar aan de (lokale) wetgever die alles veel te vaag heeft gehouden. Dat wringt enorm met juridische kernnoties als rechtszekerheid.
Wetswijziging
De minister heeft nu aangekondigd de wet te willen gaan wijzigen. Hij wil het ondersteuningsplan een plek geven in de wet. Dat is: hoe vaak doen we wat (‘frequentie x activiteit’). Alleen als een gemeente in uren beschikt, worden in het ondersteuningsplan ook de uren opgenomen. Wordt daarmee de rechtszekerheid van de cliënt geborgd, zoals de minister schrijft? Hij hoopt ook dat het gesprek tussen cliënt en aanbieder van de schoonmaak hierdoor beter wordt.
Behoefte aan helderheid
Ik vrees dat het in de wet opnemen van een vage en onvoldoende concrete manier van werken de rechtszekerheid niet doet toenemen. Rommel blijft rommel, hoe en waar je het ook opschrijft. Waar de minister, gemeenten en anderen zich naar mijn idee veel te weinig van bewust zijn, is dat mensen willen weten waar zij aan toe zijn. Een vaak veel te vage belofte als ‘een schoon en leefbaar huis’ is daar niet geschikt voor. ‘En een concreet ondersteuningsplan waarin precies staat wie wat gaat doen dan?’, zo hoor ik u zeggen? Dan zeg ik: zet daar dan ook precies bij wanneer en hoe lang. Pas dan hebben we iets wat echt concreet is en waar de cliënt de gemeente en aanbieder op aan kan spreken en zo nodig afrekenen.
Over de auteur: Matthijs Vermaat is advocaat bij van der Woude de Graaf Advocaten.