Vereniging van adviesraden die de lokale overheid adviseren vanuit het inwonersperspectief

Mensbeelden, wat kun je ermee? Vijf tips voor beleidsmakers

Mensbeelden sturen beleid en kunnen de uitwerking van beleid negatief beïnvloeden, zo zagen we in ons vorige blog. Onder beleidsmakers is er een groeiend bewustzijn over de rol van mensbeelden en wat zij teweeg kunnen brengen. Denk aan de gevolgen van het beeld van de ‘calculerende burger’ in de toeslagenaffaire of het nogal sombere mensbeeld dat ten grondslag ligt aan de Participatiewet. Aanpassingen van deze wet moeten er onder andere voor zorgen dat mensen in de bijstand mantelzorg kunnen verlenen, giften kunnen ontvangen of bijverdienen zonder daarvoor te worden gestraft. Maar hoe word je je als beleidsmaker nog bewust(er) van mensbeelden en hoe neem je dat mee in de ontwikkeling van beleid? Op basis van ons eigen en van ander onderzoek naar mensbeelden in beleid, geven we vijf tips.

Door Wieke Blijleven en Roel Willemswoensdag 7 juni 2023

1. Maak mensbeelden expliciet

Mensbeelden zijn vaak zo vanzelfsprekend dat ze zelden worden bevraagd. Ze blijven vaak impliciet, ook in beleid. In ons onderzoek naar mensbeelden in beleid, dat dit najaar verschijnt, achterhalen we de belangrijkste uitgangspunten in een beleidsdossier en gaan we na op welke aannames over mensen het beleid gestoeld is. Die methode biedt een aantal relevante hulpvragen voor wie zelf mensbeelden expliciet wil maken: 

-        Hoe wordt het beleidsprobleem beschreven? – welk gedrag wordt als wenselijk en onwenselijk bestempeld en welke oordelen zitten daarin?

-        Hoe wordt het beleidsdoel beschreven? Wat verwachten we eigenlijk van burgers? Welk ideaalbeeld ligt daarachter? Voor welke burgers wordt dit wel en niet haalbaar geacht? 

-        Welke beleidsinstrumenten worden gekozen en hoe zouden die moeten werken? Onder welke voorwaarden en voor welke mensen werken die instrumenten? 

2. Heb oog voor wie niet binnen het dominante mensbeeld past

Vaak zal het mensbeeld achter beleid voor een groot deel van de mensen prima passen. Maar we weten ook dat een mensbeeld nooit voor iedereen past. In het beleid over leven lang ontwikkelen stelt het beleid terecht dat leren en ontwikkelen voor veel mensen vanzelfsprekend is, maar voor veel mensen ook helemaal niet. Daarom is het als beleidsmaker altijd van belang om je af te vragen wie erbuiten valt. In een essay over de macht van mensbeelden achter zorgbeleid en -uitvoering raadt de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (2021) aan beleidsmakers aan om zichzelf de volgende vragen te stellen: 

-        Welke mensen passen niet in dit mensbeeld en wat zijn voor hen de consequenties? 

-        Zijn die consequenties aanvaardbaar, en waarom wel of niet? 

Daar voegen wij aan toe: 

-        Wat kun en je, indien nodig, doen voor de groepen die erbuiten vallen?

 

Om die vragen te beantwoorden helpt het om burgervisies en/of tegenvisies van buiten de eigen ‘bubbel’ actief op te zoeken. Een realistisch perspectief op mensen vraagt om het perspectief van mensen.  

3. Heb oog voor de verschillende rollen van mensen 

Doelgroepen worden in beleid nog vaak beschreven aan de hand van een aantal demografische kenmerken – denk aan leeftijd, opleidingsniveau, etnische groep – en aangesproken in een specifieke rol. Bijvoorbeeld als werknemer, ouder, consument of mantelzorger. Hiermee kunnen andere relevante aspecten en rollen uit beeld blijven. Bij het beleid rondom leven lang ontwikkelen, dat in onze vorige blog aan bod kwam, staat de werkende mens centraal, terwijl mensen in hun rol als bijvoorbeeld ouder, vrijwilliger of mantelzorger wellicht een heel andere kijk hebben op leren en ontwikkelen. Door vanuit een integraal perspectief naar mensen te kijken kom je tot andere relevante beleidsinterventies. Hiervan zien we ook binnen het beleid rondom leven lang ontwikkelen overigens ook mooie voorbeelden.  

4. Kijk verder dan ‘doenvermogen’ 

Om het burgerperspectief goed te begrijpen moeten we daarnaast verder kijken dan ‘doenvermogen’ alleen. Doenvermogen is een term die werd geïntroduceerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid om aandacht te vragen voor niet-cognitieve vermogens van mensen, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Mensen moeten de wet niet alleen kennen, maar ook ‘kunnen’. Het is een goede ontwikkeling dat beleid steeds meer rekening houdt met (verschillen in) wat mensen kunnen. Maar behoeften en mogelijkheden van mensen komen niet alleen voort uit wat zij al dan niet kunnen, maar ook uit wat zij willen, moeten en mogen. Mensen hebben niet alleen de informatie, vaardigheden en (financiële) middelen nodig om hun gedrag te veranderen, maar bijvoorbeeld ook de tijd, ruimte en motivatie.  Dat vraagt mogelijk om ander (aanvullend) beleid.  

5. Bevraag mensbeelden

Wat als het mensbeeld bepaald is, en we constateren dat het niet klopt? Dat het mensbeeld onder het beleid groepen mensen dreigt over te slaan, of uit te sluiten? Dan is er tegenspraak nodig. Dat is vaak lastig, en vereist een bepaalde professionele moed. Het expliciet maken van de mensbeelden kan in deze fase helpen: wie concreet kan maken wat er niet aan voorgenomen beleid klopt, waarom het niet effectief zou kunnen zijn, kan beter het signalerende gesprek aangaan. 

Wie mensbeelden expliciet maakt en doordenkt worden minder snel overvallen door negatieve effecten van een onderliggend mensbeeld. Dat kost tijd en moeite, maar kan opleveren dat beleid beter passend wordt. 

 

Over de auteurs: Wieke Blijleven en Roel Willems zijn onderzoekers bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Zij werken binnen het project 'Mensbeelden bij beleid'. 

Verder lezen: Het essay Mensbeelden bij Beleid geeft een mooie introductie in het onderwerp.