Wat mij in mijn werk rond geweld in afhankelijkheidsrelaties – zeg maar vormen van geweld waarbij de dader een bekende is en deel uit maakt van het sociale netwerk – vooral zorgen baart, is de vraag waar deze slachtoffers dan aan moeten kloppen? Een kenmerk van vaak lange blootstelling aan geweld thuis is dat de leefwereld zo groot wordt als een postzegel: daders isoleren slachtoffers, slachtoffers schamen zich en gaan familie en vrienden uit de weg. Vaak is professionele hulp nodig om de gewelddadige cyclus te doorbreken. Het is mooi als relaties alsnog hersteld kunnen worden en zich geweldloos verder ontwikkelen. Maar dat is niet altijd het geval. Soms is het beter om er een streep onder te zetten en opnieuw te beginnen. Om tal van redenen is dat niet zo eenvoudig. Een groot actueel probleem is de vastgelopen woningmarkt.
We hebben een – laat ik het eufemistisch zeggen – afgeslankt aanbod van sociale huurwoningen en koopwoningen voor starters en middenklassers zijn verworden tot luxe artikelen. Wie weg wil en een nieuwe start wil maken, krijgt dat niet zomaar voor elkaar. Bij de retoriek van de participatiesamenleving hoort ook vingerwijzen: wie niet mee kan komen, is blijkbaar niet actief en gemotiveerd genoeg. Maar de woningmarkt is onder hand ook voor de meest daadkrachtigen onder ons een onneembare vesting geworden. Die problemen aan met name de onderkant van de woningmarkt begint opvanginstellingen overigens ook op te breken: de uitstroom stagneert, want waar moeten de mensen heen? Dit gezegd hebbende, kan ik mij niet voorstellen dat voor slachtoffers waarbij het leven ontwricht is door geweld in eigen kring, de participatiesamenleving als een thuis voelt.
Om daadwerkelijk mee te kunnen doen hebben mensen een minimale basis nodig. Dat is in ieder geval een dak boven hun hoofd, een veilige plek die de naam ‘thuis’ ook werkelijk waardig is of in de woorden van René Froger: ‘een eigen huis, een plek onder de zon en altijd iemand in de buurt, die van je houden kon’. In de wetenschappelijke literatuur wordt geweld wel eens gedefinieerd als een reductie van complexiteit. Een versimpeling van de invulling van het begrip ‘participatiesamenleving’ waarbij geen rekening wordt gehouden met structurele factoren die de invloed van het individu overstijgen – it’s the economy stupid! - is in mijn boekje ook een vorm van geweld.
Over de auteur: Janine Janssen is hoofd onderzoek van het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld van de Nationale Politie, Lector Veiligheid in Afhankelijkheidsrelaties aan Avans Hogeschool en bijzonder hoogleraar Rechtsantropologie aan de Open Universiteit.
Het boekje 'Afhankelijkheid en weerbaarheid; Over het complexe en bonte werk van professionals bij de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties' kunt u hier downloaden