Vereniging van adviesraden die de lokale overheid adviseren vanuit het inwonersperspectief

Gezondheidsverschillen kleiner door sport voor álle kinderen

De gezondheidsverschillen tussen arme en rijke mensen in Nederland zijn enorm. De laagste inkomensgroep leeft gemiddeld 8,5 jaar korter dan de groep met de hoogste inkomens. Daarnaast is er een groot verschil in het gemiddeld aantal jaren dat deze groepen in goede gezondheid leven: bij vrouwen is dat verschil 23 jaren en bij mannen zelfs 25 jaren. Zorgwekkend is dat deze gezondheidskloof sinds 2010 in snel tempo groter wordt, waarbij de hoge inkomensgroep iets aan gezondheid wint en vooral mensen met de lage inkomens snel aan gezonde levensjaren verliezen.

Door Willem de Boermaandag 27 maart 2023

Bij gezondheidsverschillen spelen leefstijlfactoren een belangrijke rol. In mijn promotieonderzoek heb ik specifiek gekeken naar de rol van sport en bewegen op gezondheid in het algemeen en op sociaaleconomische gezondheidsverschillen in het bijzonder. Uit mijn onderzoek blijkt ook dat die gezondheidsverschillen veel meer (tot wel 4x keer zoveel!) verklaard worden door verschillen in sportdeelname dan door de mate waarin zij bewegen. De lage inkomensgroepen bewegen niet heel veel minder dan hoge inkomensgroepen, maar zij doen dit vaker in de vorm van fysiek zwaar werk en minder als vrijetijdsbesteding. Onder hoge inkomensgroepen wordt juist veel meer gesport. De manier waarop wordt bewogen doet er dus toe voor de gezondheid. Dat geldt ook voor de mate en manier van sporten. Meer is over het algemeen beter, maar vooral het verschil in gezondheid tussen personen die niet en degenen die wel (in welke mate dan ook) aan sport doen is groot. Daarnaast blijkt uit mijn onderzoek ook dat in wijken waar relatief meer mensen lid zijn van een sportvereniging de zorgkosten substantieel lager zijn. 

Gezond beweeggedrag 

Sportdeelname vergroten, met name onder lage inkomensgroepen en in lage-SES-wijken kan dus een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de gezondheid, verkleinen van gezondheidsverschillen en het betaalbaar houden van de zorg. Veel interventies om mensen in beweging te krijgen zijn nu echter gericht op volwassenen; mij lijkt het zinvoller om in te zetten op jongeren: een gezonde volgende generatie. Gedrags- of gewoonteverandering in gang brengen is ontzettend moeilijk. Gezond beweeggedrag is mede daarom het meest kansrijk bij kinderen. School is bovendien de ideale plek om alle kinderen te bereiken. Op school zou elk kind moeten ontdekken welke sport hij of zij het leukst vindt en welke het beste bij hem of haar past, het liefst aan de hand van vakleraren gymnastiek. 

Juiste voorwaarden scheppen

De methodiek van Sportief Groot Worden geeft hierbij goede handvatten en stelt het kind centraal. Na de kennismaking met verschillende sporten op school, moeten kinderen geholpen worden naar een veilige omgeving (zoals een sportvereniging) waar zij met plezier en regelmaat (enkele keren per week) gaan sporten. Scholen, (sport-)BSO’s en buurtsportcoaches kunnen een belangrijke rol spelen om drempels - zoals het regelen van vervoer en het bijdragen in contributie - weg te nemen. Het is aan gemeenten en de landelijke overheid om daar de juiste voorwaarden voor te scheppen en middelen voor vrij te maken. De motie die in de Tweede Kamer is aangenomen om buurtsportcoaches meer in te zetten op de verbinding tussen verenigingen en scholen is alvast een kleine maar goede stap in de juiste richting. 

Sport als preventief medicijn

Tijdens de coronatijd kwam er meer aandacht voor de rol van sport als preventief medicijn. Tegelijkertijd werden de sociaaleconomische verschillen in sport en bewegen groter. Na corona zijn met name jongeren niet meer zijn teruggekeerd op het voetbal- of basketbalveld. Het wordt daarom tijd om veel meer in te zetten op een gezonde én sportieve nieuwe generatie. Want juist voor sporten geldt dat jong geleerd oud gedaan is.

Over de auteurWillem de Boer is onderzoeker op het snijvlak van sport, gezondheid en economie bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Hij promoveerde in 2022 aan de Rijksuniversiteit Groningen met het proefschrift ‘Sport as a medicine for health and health inequalities’, waarvoor hij de Boymansprijs won.