Om dat te begrijpen moet je over die cijfers meer weten. Het gaat veelal om zelfrapportages waarin gevoelens van angst, somberheid of eenzaamheid aan bod komen. Emoties die we allemaal kennen. We weten dat zulke klachten meestal na verloop van tijd verdwijnen. Kinderen, jongeren en opvoeders vinden dan zelf een oplossing, bijvoorbeeld met steun uit hun omgeving. Wij denken daarom dat die groeiende groep jongeren met klachten ons iets anders zegt. Wij horen: ‘ik gedij niet in deze samenleving’.
Hoopvolle toekomst
Jonge mensen horen in onze samenleving gemeenschap te vinden, en een hoopvolle toekomst. Kortom: iets om zich voor in te zetten. Wij constateren dat kinderen en jongeren dat nu onvoldoende vinden. Wat zij in onze samenleving wél vinden: grote inkomensongelijkheid, een gebrek aan huisvesting en vergaande klimaatverandering die ieders bestaanszekerheid aantast. Zij vinden haastige volwassenen, geluks- en prestatiedruk. Zij worden continu op zichzelf teruggeworpen: ‘vrij’ om zelf te kiezen, maar dus ook gedwongen om zelf te kiezen. Belangrijke vragen zoals ‘wie ben ik’ en ‘wat is een goed leven’, moeten zij vaak alleen beantwoorden.
Daarom schreven mijn collega’s en ik dit essay. Ik wil daarmee een oproep doen: Beste volwassenen, zie dit soort cijfers als een pedagogisch appèl. Lees je weer eens dat ‘het mentale welzijn van jongeren onder druk staat’? Bedenk dan dat er eigenlijk iets anders staat. Iets in de trant van “lieve volwassenen, help ons onze toekomst weer hoopvol te maken. Ik wil vooruit!” De jeugd vraagt niet om meer jeugdzorg. De jeugd vraagt om perspectief: het is de motor van hun ontwikkeling.
Over de auteur: Katy Hofstede is één van de auteurs van ‘Andere kijk op groeiend jeugdzorggebruik: voor een hoopvolle wereld om in op te groeien’. Ze werkt als bestuurssecretaris bij het Nederlands Jeugdinstituut. In septmeber publiceren wij een tweede blog van haar, waarin ze oproept op kinderen meer ruimte te geven.