Gemis van het normale leven
Sommige respondenten geven aan dat corona op hen niet zo’n grote impact heeft. Toch kan een optelsom van op het oog kleine veranderingen leiden tot irritatie. Respondenten noemen bijvoorbeeld de combinatie van meer rumoer in de buurt, gedoe in de supermarkt en het niet naar de kapper kunnen.
Stress door veel of weinig werk
Vaak noemen respondenten veranderingen in opleiding en werk die voor een verminderd welbevinden zorgen. Studenten missen bijvoorbeeld het contact met medestudenten en thuiswerkende ouders ervaren vaak grote werkdruk. Maar ook het hebben van géén werk, of onzekerheid over het wegvallen van inkomen, heeft grote impact. Jongeren die hun opleiding bijna hadden afgerond en de arbeidsmarkt zouden betreden, zijn daar nu onzeker over.
Angst onder risicogroepen en zorgverleners
Mensen die zelf tot de risicogroep behoren en mensen die betaald of onbetaald zorg verlenen aan kwetsbare groepen zijn vaak bang om zelf besmet te raken met het coronavirus of om anderen te besmetten. Onder mantelzorgers bestaan daarnaast zorgen om oudere of zieke familieleden die zij niet kunnen bezoeken en die soms vanwege de corona-uitbraak niet de benodigde medische behandeling krijgen.
Geen licht in de duisternis
Sommige respondenten geven aan ‘somberder dan ooit’ te zijn of geen ‘licht in de duisternis’ te zien. Bij diverse respondenten die al te kampen hadden met depressie is dit verder toegenomen is. Als reden noemen zij het wegvallen van gewenste afleiding en van zorg die zij gewoonlijk ontvangen.
Oog voor diversiteit
Onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis richt zich vaak op percentages. De verhalen achter de cijfers laten zien dat we niet alles en iedereen op één hoop moeten gooien. Lichte irritatie in de supermarkt, zorgen om een ziek familielid of een zware depressie: dat maakt nogal een verschil. We moeten oog houden voor de diversiteit aan persoonlijke ervaringen en eventuele hulpvragen die daaruit voortkomen. Adviesraden kunnen een belangrijke rol vervullen bij het zichtbaar maken van deze diversiteit. Zij kunnen signalen opvangen vanuit hun achterban en deze delen met de gemeente en lokale partners.
Over de auteur: Marianne van Bochove is universitair docent bij Erasmus School of Health Policy & Management, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en als senior onderzoeker verbonden aan de Haagse Hogeschool.
Een langere versie van deze bijdrage verscheen eerder op socialevraagstukken.nl.